donderdag 30 september 2010

Over paskamerleed en kledingmarketing

Het was ‘prijs-je-rijk’ bij de V&D, dus ik liet me verleiden door een wel heel snoezig jurkje van nog geen drie tientjes. Ik die paskamer in. Nou moet ik wat bekennen: ik ben misschien een kilo of twee te zwaar op de plek waar al dat lekkere eten landt, maar ik vind mezelf, in kleding gestoken, eigenlijk best wel acceptabel. Maar zonder die kleding begin ik zo langzamerhand toch een beetje sfeerlicht nodig te hebben voor een goed gevoel over mijn lijf. Ik weet zeker dat vele dames zich hier wel in herkennen.

Goed, die paskamer. Ik kleed me gauw uit met het idee dat jurkje bliksemsnel over mijn hoofd aan te trekken, maar kan een kreet niet onderdrukken. Want wat ziet mijn oog: ik lijk ineens minstens 20 jaar ouder: stukjes vel die ‘over’ zijn (dat je niet meer weet waar dat vel nou bij hoort), gekke putjes op plekken waar ik ze nooit eerder gezien heb, en die bovenarmen: net kipfiletjes! Ouder worden gaat bij mij niet geleidelijk, maar met schokjes. En die schokjes (een rotschok dit keer eigenlijk) vinden altijd plaats in een paskamer!

Lieve V&D-directeur: Ik geef ruiterlijk toe dat een 'tweemaal weeks' bezoekje aan de sportschool mijn figuur goed zou doen, maar: kan dat nou niet anders met die verlichting bij jullie? Wij vrouwen, wij zijn graag de gehele dag in de ‘ik-ben-leuk-en-verwen-mezelf-bui’ als we gaan shoppen. Aan die goede bui komt snel een einde bij u in de paskamer kan ik u vertellen. Maar hoe beter wij ons voelen, hoe meer snoezige jurkjes u verkoopt!

Niet overtuigd? Houd eens een onderzoekje onder uw vrouwelijke medewerkers. Vraag ze eens wat zij nou ECHT vinden van hun eigen paskamers, en het effect daarvan op hun koopgedrag. Ik ken nog wel een bedrijf, Affekt, met de ‘K’ van Klant!, dat u daar uitstekend bij kan helpen.

Daarna komt u gewoon ruiterlijk toegeven dat ik gelijk heb, en denk ik een dag GRATIS met u mee over hoe het beter kan met die verlichting, zodat ú meer jurkjes verkoopt. Echt, dat doe ik met liefde!
P.S. Okay, in de meeste winkels is de paskamerverlichting dramatisch, maar hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind.

Operatie kattenluik

Hij zit erin! Ons kattenluik. Fluitje van een cent zou je zeggen. Zeker als je in het afgelopen half jaar al ruim 100m2 aan gipsplaten op maat aan het plafond hebt gemonteerd, 3000 schroeven hebt ingedraaid, eigenlijk een heel huis hebt gestript en weer opgeknapt.

De instructie: een goed bedoeld, maar onduidelijk pictogram en een boekje van 60 pagina’s in 9 talen. ‘Mwah, het is toch gewoon een kwestie van boren, zagen en schroeven?’ Dus hop, gat afgetekend. Nu even een ‘zaagbeginnetje’ maken met de accuboormachine. Eerst even dat snoer uit de knoop halen en beginnen maar. ‘Oeps, accu leeg.’ Nieuwe accu pakken. Ja, ergens achter in de schuur.  Boren maar! De deur blijkt van behoorlijk hard hout. Ik hoor een vloek en zie het geërgerde gezicht van mijn manlief Walter. Zijn metalen boor maakt nu een hoek van 900 . Uri Geller, dat is nog eens wat anders dan een lepeltje buigen. Ik krijg de indruk dat mijn emotionele bijstand gewenst is en maan Walter vriendelijk en bedaard tot kalmte. Even een ander boortje zoeken…hèhè ’t begin is er. Nu de zaag erin. Ook de zaag brandt zich een weg door de deur. Okay, we hebben een gat, een rookpluim, en een paar verbrande vingers.

De montage. Hartstikke handig die magneetjes, het keurige ‘anti-tochtflapje’ en die ‘kat-in-uit-indicator’. Tenminste, als het ding er eenmaal inzit. Alles wat vast zat blijkt namelijk ook los te kunnen. Iemand moet ons toch eens komen uitleggen hoe het zit met die magneten: aantrekken, afstoten, hoe was het ook alweer? Je kunt iedere magneet op vier manieren monteren, en er is er maar één de juiste. En dan al die flapjes en magneetjes op zijn plek houden. Vier handen worden aangewend, op een paar vingers na, om alle goedbedoelde ‘frutsels’ op zijn plek te krijgen. Maar, dames en heren, hij zit! Nog nooit zo’n mooi kattenluik gezien. Het luik is ook al officieel in gebruik genomen. Resultaat: twee dolgelukkige katten. Dat is ook wat waard.

vrijdag 10 september 2010

Tapas-communicatie

Vorige week was ik in Andalusië. Ik ben zeer gecharmeerd van de directe manier van communiceren van ‘el Andalus’. Normaal gesproken heb ik een enorme hekel aan herrie. Maar zet mij in een overvolle tapasbar en ik amuseer me kostelijk. Een goede tapasbar lijkt een chaos, maar is een goed ge(olijf)oliede machine.

Je vindt dit type bar vooral daar waar je hem niet zoekt. Dus niet op dat romantische pleintje of in het middeleeuwse straatje. De kwaliteit van het eten is omgekeerd evenredig gekoppeld aan de kwaliteit van het uitzicht. Een echt goede bar bevindt zich vaak in een straat achteraf of bij een onooglijke parkeerplaats. Je herkent hem doordat je er rond 14.00 uur bijna niet binnenkomt. 50 tot 100 man hangt, staat of zit er te eten, en er leunen er nog een paar met een wijntje of biertje tegen de geparkeerde auto’s buiten. Binnen wordt je begroet door de klap van een serranoham die net iets te laag aan het plafond bungelt. Een fiks deel van de barruimte wordt ingenomen door een assortiment verse vlees- en viswaren waar je ‘U’ tegen zegt.  “Koffie? Daar doen we niet aan mevrouw. Het gaat hier om eten. GOED eten!” Herman den Blijker, ‘eat your heart out!’

Je bestelt je hapjes in miniformaat, een half bord of een heel bord: dat is nog eens ‘eten op maat’. Is het in Nederland ondertussen heel normaal geworden om je bestelling door te geven aan iemand die je niet aankijkt maar staat te turen op een computertje, hier worden alle bestellingen nog uit het hoofd opgenomen. De doordringende blik van de barman spoort je aan om je complete bestelling, liefst zonder twijfelen, in één adem op te noemen. Niks ‘maňana maňana’. Gewerkt wordt er, en efficiënt ook.

De barman kopt je bestelling met luide stem door naar de koks, die met hun dikke buiken bijna niet achter het fornuis passen. Je complete bestelling galmt door de zaak inclusief de nodige afkortingen. Iedereen kan het horen, maar niemand stoort zich daar aan. Je ziet nergens orderbriefjes. Wel mannen achter de pannen met een flink uitgerust korte-termijngeheugen, zo blijkt. 

Je kruipt achter je zojuist gescoorde tafeltje met je twee rode wijn, en geniet, wrijvend over je gestoten knie, van de gezellige en rumoerige ambiance. De barman roept je vanzelf als je happen klaar zijn. Hoor je hem niet direct, dan krijg je wel een por van je staande buurman die hoopt dat jij dooreet zodat hij kan gaan zitten. Nergens computers in de tent en toch werkt het prima. Vervolgens smul je van het vers aangeleverde voer. Voor de rechtgeaarde Nederlander wordt het genot nog groter als uiteindelijk de rekening komt: die klopt als een bus en je betaalt geen cent te veel hoor!